![]() |
zoover wij daaronder de blijdschap verstaan welke daaruit ontstaat, dat wij ons vermogen om te handelen beschouwen. Doch voorzoover wij daaronder ook blijdschap verstaan verbonden met het denkbeeld van eenige daad die wij gelooven ten gevolge van een vrij besluit van den geest gedaan te hebben, wordt zij tegen het berouw overgesteld, dat door ons aldus bepaald wordt. XXVII. Berouw is droefheid verbonden met het denkbeeld van eenige daad, die wij gelooven ten gevolge van een vrij besluit van den geest gedaan te hebben. Opheldering. De oorzaken dezer hartstogten hebben wij aangetoond in aanm. stell. 51 van dit deel en stell. 53. 54. 55 met de aanm. Zie verder over het vrije besluit van den geest aanm. stell. 35 deel 2. Hier moet echter bovendien opgemerkt worden, dat het geen wonder is, dat volstrekt op alle daden, welke uit gewoonte slecht genoemd worden, droefheid volgt, en op die welke goed genoemd worden, blijdschap. Want, dat dit vooral van de opvoeding afhangt, begrijpen wij gemakkelijk uit het boven gezegde. De ouders toch hebben door gene te verwijten en de kinderen dikwijls daarover te bestraffen, en door deze daarentegen aan te raden en te prijzen, te weeg gebragt, dat de gewaarwordingen der droefheid >> aantal woorden: 203 |