273

spronkelijke worden afgeleid, met andere namen plegen aangeduid te worden, wanneer zij op voorwerpen, die wij bewonderen, worden teruggebragt; welke reden mij even zeer aanspoort, om ook de bepaling der verachting hier bij te voegen.

V. Verachting is de verbeelding van eenig ding, die den geest zoo weinig treft, dat de geest zelf door de tegenwoordigheid van het ding meer bewogen wordt, om zich datgene te verbeelden, wat in het ding niet is dan wat er wel in is. Zie aanm. stell. 52 van dit deel. De bepalingen der vereering en verontwaardiging laat ik hier rusten, omdat zoover als ik weet, geene hartstogten daaraan hunnen naam ontleenen.

VI. Liefde is blijdschap verbonden met het denkbeeld van uitwendige oorzaak.

Opheldering. Deze bepaling drukt de wezenheid der liefde duidelijk genoeg uit. Die daarentegen der schrijvers, welke de liefde bepalen als den wil des beminnenden om zich met het beminde voorwerp te vereenigen, drukt niet de wezenheid maar eene eigenschap der liefde uit; en omdat de wezenheid der liefde niet genoegzaam door de schrijvers begrepen was, konden zij ook van hare eigenschap geen duidelijk begrip hebben, en hierdoor is het gebeurd, dat allen hunne bepaling >>


aantal woorden: 193