![]() |
aandoening van hem bepaald om iets te verrigten. Opheldering. Wij hebben boven in de aanmerking op stelling 9 van dit deel gezegd dat begeerte neiging is met het bewustzijn daarvan; en dat neiging de wezenheid van den mensch zelve is, voorzoover zij bepaald is om datgene te doen, wat tot zijne bewaring dient. Doch in die zelfde aanmerking heb ik ook herinnerd dat ik eigenlijk tusschen menschelijke neiging en begeerte geen onderscheid erken. Want hetzij de mensch van zijne neiging bewust is, of niet, de neiging blijft dezelfde; en dus, om niet den schijn te hebben van in herhaling te vervallen, heb ik begeerte niet door neiging willen verklaren, maar dezelve zóó trachten te verklaren dat ik alle pogingen der menschelijke natuur, die wij door den naam van neiging, wil, begeerte of streven aanduiden, in eens omvatte. Want ik had kunnen zeggen, dat de begeerte de wezenheid van den mensch zelve is, voor zoover zij gedacht wordt als bepaald om iets te verrigten: maar uit deze bepaling zou (volgens stell. 23 deel 2) niet volgen, dat de geest van zijne begeerte of neiging bewust kan wezen. Om dus de oorzaak van dit bewustzijn in te sluiten was het (volgens dezelfde stell.) noodig er bij te voegen: voorzoover zij als door elke aandoening van hem be- >> aantal woorden: 217 |