265

heugt hij zich (volgens stell. 53 van dit deel). De geest beschouwt echter zichzelven noodzakelijk, wanneer hij een waar of volledig denkbeeld denkt (volgens stell. 43 deel 2). Maar de geest denkt sommige volledige denkbeelden (volgens aanm. 2. stell. 40 deel 2). Derhalve verheugt hij zich in zoo verre ook, voor zoover hij volledige denkbeelden denkt, dat is (volgens stell. 1 van dit deel) voorzoover hij handelt. Verder poogt de geest zoowel voorzoover hij heldere en duidelijke als voorzoover hij verwarde denkbeelden heeft in zijn bestaan te volharden (volgens stell. 9 van dit deel). Doch onder poging verstaan wij begeerte (volgens de aanm. derzelfde stell.). Dus wordt de begeerte ook tot ons teruggebragt voorzoover wij begrijpen, of (volgens stell. 1 van dit deel) voor zoo ver wij handelen; w.t.b.w.

Stelling LIX. Onder alle hartstogten, die tot den geest voorzoover hij handelt, worden teruggebragt, zijn er geen, dan die tot blijdschap of begeerte worden teruggebragt.

Bewijs. Alle hartstogten worden tot begeerte, of blijdschap of droefheid teruggebragt, gelijk hunne bepalingen, die wij gegeven hebben, doen zien. Onder droefheid echter verstaan wij, dat de magt van den geest om te denken, verminderd of beperkt wordt (volgens stell. 11 van dit deel en de aanm.); en dus wordt, voorzoover de geest bedroefd wordt, in zooverre zijn vermogen om te begrijpen, dat is zijn vermogen om te handelen (volgens stell. 1 van dit deel) verminderd of beperkt. Derhalve kunnen geene aandoe- >>


aantal woorden: 239