249

verschillend aangedaan worden; w.t.b.w.

Aanmerking. Wij zien dus, dat het mogelijk is, dat de één liefheeft wat de ander haat; en dat de één niet vreest wat de ander vreest; en dat één en dezelfde mensch nu lief heeft, wat hij te voren haatte, en nu durft, wat hij te voren vreesde. Daar verder ieder volgens zijnen hartstogt beoordeelt, wat goed, wat kwaad, wat beter en wat slechter is (zie aanm. stell. 39 van dit deel) zoo volgt, dat de menschen, zoo in hun oordeel als in hunnen hartstogt verschillend kunnen zijn (¹); en hierdoor gebeurt het, dat, wanneer wij den éénen met den anderen vergelijken, zij door ons alleen naar het verschil der hartstogten onderscheiden worden, en wij den éénen onverschrokken, den anderen vreesachtig, den anderen weder met eenen anderen naam noemen. Zoo zal ik hem b.v. onverschrokken noemen, die een kwaad veracht, hetwelk ik gewoon ben te vreezen; en indien ik daarenboven daarop let, dat zijne begeerte om kwaad te doen aan dengenen, dien hij haat, en wel te doen aan dengenen, dien hij liefheeft, niet bedwongen wordt door vrees voor een kwaad, waardoor ik gewoonlijk bedwongen word, dan zal ik hem vermetel noemen. Verder zal diegene mij vreesachtig toeschijnen, die een kwaad vreest, hetwelk ik gewoon ben te verachten, en indien ik daarenboven daarop let, >>

(¹) NB. Dat dit gebeuren kan, ofschoon de menschelijke geest een deel is van het goddelijke verstand, hebben wij aangetoond in aanm. stell. 17 deel 2.


aantal woorden: 246