247

oorzaak van hoop of van vrees zijn.

Bewijs. Deze stelling wordt langs dezelfden weg bewezen als stelling 15 van dit deel, die met aanm. stell. 18 van dit deel is na te zien.

Aanmerking. Dingen, die zijdelings oorzaak zijn van hoop of van vrees, worden goede of kwade voorteekens genoemd. Voorzoover verder deze zelfde voorteekens de oorzaak van hoop of van vrees zijn, zoo verre zijn zij (volgens de bep. van hoop en vrees in aanm. 2. stell. 18 van dit deel) de oorzaak van blijdschap of droefheid, en bijgevolg (volgens bijstell. stell. 15 van dit deel) beminnen of haten wij ze in zoo verre, en (volgens stell. 28 van dit deel) trachten wij ze als middelen tot hetgeen wij hopen aan te wenden, of als hinderpalen of oorzaken van vrees te verwijderen. Verder volgt uit stelling 25 van dit deel dat wij van nature zóó gesteld zijn dat wij wat wij hopen gemakkelijk en wat wij vreezen moeijelijk gelooven, en er te hoog of te laag over denken. En hieruit zijn de bijgeloovigheden ontstaan, waardoor de menschen overal aangetast worden. Overigens houd ik het niet voor de moeite waard hier de weifelingen van den geest te toonen, die uit hoop en vrees voortkomen; daar uit de bepaling >>


aantal woorden: 211