245

waaruit zij verlost zijn. Want wanneer zij zich eenig gevaar verbeelden, dan beschouwen zij het als nog toekomstig en worden bepaald, om het te vreezen, welke bepaling op nieuw beperkt wordt voor het denkbeeld van vrijheid, dat zij met het denkbeeld van dit gevaar verbonden hebben, toen zij er van bevrijd werden, en dat hen wederom gerust maakt, en daarom verblijden zij zich wederom.

Stelling XLVIII. Liefde en haat b.v. jegens Petrus wordt vernietigd, indien de droefheid, welke deze en de blijdschap, welke gene insluit, met het denkbeeld eene andere oorzaak verbonden wordt; en beiden worden in zooverre verminderd, als wij ons verbeelden, dat Petrus er de oorzaak niet van geweest is.

Bewijs. Dit blijkt uit de bloote bepaling van liefde en haat, welke te zien is in aanm. stell. 13 van dit deel. Want de blijdschap wordt alleen daarom liefde, de droefheid haat jegens Petrus genoemd, dewijl namelijk Petrus als de oorzaak van deze en van die uitwerking beschouwd wordt. Als deze beschouwing dus geheel of gedeeltelijk wordt weg genomen, dan wordt ook de hartstogt >>


aantal woorden: 179