242

liefde grooter zijn, en dus zal hij steeds verlangen, dat de haat hoe langer hoe meer aangroeije, en om diezelfde reden zal iemand meer en meer trachten ziek te zijn, om naderhand grooter vreugd uit het herstel zijner gezondheid te genieten; en dus zal hij steeds trachten ziek te zijn, hetgeen (volgens stelling 6 van dit deel) ongerijmd is.

Stelling XLV. Indien iemand zich verbeeldt, dat iemand aan hem gelijk door haat tegen iets aan hem gelijk, dat hij liefheeft, is aangedaan, dan zal hij hem haten.

Bewijs. Want het beminde voorwerp haat wederkeerig hem, die het haat (volgens stelling 40 van dit deel). Een liefhebbende derhalve, die zich verbeeldt, dat iemand het beminde voorwerp haat, dat is (volgens aanm. stell. 13 van dit deel) met droefheid is aangedaan, en bij gevolg (volgens stell. 21 van dit deel) wordt hij bedroefd, en dat wel verbonden met het denkbeeld van hem, die het beminde voorwerp haat, als oorzaak, dat is (volgens aanm. stell. 13 van dit deel) hij haat hem wederkeerig; w.t.b.w.

Stelling XLVI. Indien iemand door >>


aantal woorden: 177