232

Deze pogingen echter worden door haat tegen het beminde voorwerp beperkt (volgens bijstell. stell. 13 en stell. 23 van dit deel). Dus zal de liefhebbende (volgens aanm. stell. 11 van dit deel) ook om deze reden door droefheid worden aangedaan, en wel door des te grootere, naarmate zijne liefde grooter geweest was, dat is, behalve de droefheid, die de oorzaak van den haat geweest is, ontstaat eene andere daaruit, dat hij het voorwerp heeft liefgehad; en bijgevolg zal hij het beminde voorwerp met eene grootere aandoening van droefheid beschouwen, dat is (volgens aanm. stell. 13 van dit deel) met grooter haat vervolgen, dan indien hij het niet gehaat had, en met des te grooteren naarmate de liefde grooter geweest was; w.t.b.w.

Stelling XXXIX. Die iemand haat zal trachten hem kwaad te doen, tenzij hij vreest, dat hem daaruit een grooter kwaad zal overkomen; en daarentegen, die iemand liefheeft, zal hem op dezelfde wijze trachten wel te doen.

Bewijs. Iemand te haten is (volgens aanm. stell. 13 van dit deel) zich iemand als de oorzaak van droefheid te verbeelden; en dus zal >>


aantal woorden: 182