231

Stelling XXXVIII. Indien iemand een bemind voorwerp begint te haten, zoodat zijne liefde geheel vernietigd wordt, dan zal hij het wegens eene gelijke oorzaak met grooter haat vervolgen dan indien hij het nooit gehaat had, en met des te grooteren naarmate zijne liefde te voren grooter geweest was.

Bewijs. Want indien iemand iets, dat hij liefheeft, begint te haten, dan worden meer neigingen van hem beperkt dan indien hij het nooit had liefgehad. Liefde toch is blijdschap (volgens aanm. stell. 13 van dit deel) welke de mensch, zooveel als hij kan (volgens stell. 28 van dit deel) tracht te bewaren, en dat wel (volgens dezelfde aanm.) door het beminde voorwerp als tegenwoordig te aanschouwen, en door het (volgens stell. 21 van dit deel) zooveel mogelijk met blijdschap aan te doen, welke poging (volgens de vorige stell.) des te grooter is naarmate de liefde grooter is, evenals ook de poging om te maken, dat het beminde voorwerp hem wederkerig liefheeft (zie stell. 33 van dit deel).


aantal woorden: 165