![]() |
of, hij zal het ding met al dezelfde omstandigheden begeeren te bezitten, als toen hij voor het eerst daarin genoegen heeft gehad; w.t.b.w. Bijstelling. Indien de liefhebbende merkt, dat de eene of andere uit die omstandigheden ontbreekt zal hij zich bedroeven. Bewijs. Want voorzoover hij merkt, dat eene omstandigheid ontbreekt, in zoo verre verbeeldt hij zich iets, dat het bestaan van dat ding buiten sluit. Daar hij echter naar dat ding of die omstandigheid (volgens de vorige stell.) uit liefde begeerig is; zoo zal hij (volgens stell. 19 van dit deel) voorzoover hij zich verbeeldt, dat deze ontbreekt, bedroefd worden; w.t.b.w. Aanmerking. Deze droefheid, voorzoover zij doelt op de afwezigheid van datgene, wat wij liefhebben, wordt verlangen genoemd. Stelling XXXVII. De begeerte, welke uit droefheid of blijdschap en uit haat of liefde ontstaat, is des te grooter naarmate de hartstogt grooter is. Bewijs. De droefheid vermindert of beperkt (volgens aanm. stell. 11 van dit deel) het werkensvermogen van den mensch, dat is (volgens stell. 7 van dit deel) zij vermindert of beperkt de poging, waarmede de >> aantal woorden: 177 |