228

hij haat te verbinden, hetwelk vooral geldig is bij de liefde jegens eene vrouw. Want die zich verbeeldt, dat eene vrouw, die hij liefheeft, zich aan eenen anderen ten beste geeft, zal niet alleen daardoor, dat zijne neiging beperkt wordt, bedroefd worden, maar ook omdat hij genoodzaakt wordt de beeldtenis van het beminde voorwerp met de schaamdeelen en uitwerpselen van den anderen te verbinden. Hier komt eindelijk nog bij, dat de jaloersche niet met hetzelfde gelaat, hetwelk het beminde voorwerp gewoon was hem te vertoonen, door hetzelve ontvangen wordt, om welke reden de liefhebbende ook bedroefd wordt, gelijk ik nu zal aantoonen.

Stelling XXXVI. Die zich aan een ding, waarin hij eens genoegen heeft gehad, herinnert, begeert het wederom te bezitten met dezelfde omstandigheden als toen hij er voor het eerst genoegen in gehad heeft.

Bewijs. Al wat iemand tegelijk met iets, dat hem genoegen deed, gezien heeft, zal (volgens stell. 15 van dit deel) zijdelings oorzaak zijn van blijdschap; en dus zal hij (volgens stell. 28 van dit deel) dat alles te gelijk met hetgeen hem genoegen deed wenschen te bezitten >>


aantal woorden: 183