dit deel) hij zal met haat tegen het beminde voorwerp aangedaan worden, en tevens tegen dien anderen (volgens aanm. stell. 15 van dit deel), die hij dus (volgens stell. 23 van dit deel) omdat hij zich over het beminde voorwerp verheugt, zou benijden; w.t.b.w. Aanmerking. Deze haat tegen het beminde voorwerp met nijd verbonden wordt jaloersheid genoemd, welke dus niets anders is, dan weifeling ontstaan uit liefde en haat te gelijk, verbonden met het denkbeeld van dien andere dien men benijdt. Daarenboven zal deze haat tegen het beminde voorwerp grooter wezen naar evenredigheid van de vreugde, waarmede de jaloersche door de wederkeerige liefde van het beminde voorwerp plagt aangedaan te worden, en ook naar evenredigheid van den hartstogt, waarmede hij jegens hem, die hij zich verbeeldt dat het beminde voorwerp aan zich verbindt, aangedaan was. Want indien hij hem haatte, zal hij juist daarom (volgens stell. 24 van dit deel) het beminde voorwerp haten, dewijl hij zich verbeeldt dat het datgene wat hij haat met blijdschap aandoet, en ook (volgens bijst. stell. 15 van dit deel) dewijl hij genoodzaakt wordt de beeldtenis van het beminde voorwerp met de beeldtenis van hem, dien >> aantal woorden: 193 |
|