![]() |
doet, zal juist daardoor (volgens stell. 27 van dit deel) met blijdschap of droefheid aangedaan worden. Daar echter de mensch (volgens stell. 19 en 23 deel 2) zichzelven bewust is door de aandoeningen, waardoor hij tot handelen bepaald wordt; zoo zal hij, die iets gedaan heeft, hetwelk hij zich verbeeldt, dat de anderen met blijdschap aandoet, door blijdschap met bewustzijn van zichzelven, als de oorzaak, aangedaan worden, of zichzelven met blijdschap beschouwen, en het tegendeel; w.t.b.w. Aanmerking. Daar liefde (volgens aanm. stell. 13 van dit deel) blijdschap is verbonden met het denkbeeld eener uitwendige oorzaak, en haat droefheid ook verbonden met het denkbeeld eener uitwendige oorzaak; zoo zal dus deze blijdschap en droefheid eene soort van liefde en haat wezen. Doch omdat liefde en haat op uitwendige voorwerpen betrekking hebben, daarom zullen wij deze hartstogten met andere namen aanduiden: namelijk wij zullen blijdschap verbonden met het denkbeeld eener inwendige oorzaak roem, en de daartegen strijdende droefheid schande noemen; te weten, wanneer de blijdschap of droefheid daaruit ontstaat, dat de mensch gelooft, dat hij geprezen of berispt wordt. Anders zal ik blijdschap verbinden met het denkbeeld >> aantal woorden: 187 |