![]() |
Aanmerking II. Deze wil of neiging om wel te doen, die daaruit ontstaat, dewijl wij medelijden hebben met datgene, waaraan wij eene weldaad willen bewijzen, wordt welwillendheid genoemd, welke dus niets anders is, dan begeerte uit medelijden geboren. Verder is over liefde en haat jegens hem, die aan iets, hetwelk wij ons verbeelden dat aan ons gelijk is, goed of kwaad gedaan heeft, de aanmerk. op stell. 22 van dit deel te vergelijken. Stelling XXVIII. Alles, wat wij ons verbeelden dat de vreugd bevordert, zoeken wij te doen gebeuren; maar wat wij ons verbeelden, dat daartegen strijdt of de droefheid bevordert, zoeken wij te verwijderen of te vernietigen. Bewijs. Wat wij ons verbeelden dat de vreugd bevordert zoeken wij ons zooveel als wij kunnen te verbeelden (volgens stell. 12 van dit deel), dat is (volgens stell. 17 deel 2), wij zullen trachten dit als tegenwoordig of werkelijk bestaand te beschouwen. Maar de poging of magt van den geest in het denken is gelijk en gaat van natuur zamen met de poging of magt des ligchaams in het handelen (zooals duidelijk volgt uit bijstell. stell. 7 en bijstell. stell. 11 deel 2). Wij >> aantal woorden: 195 |