ontstaat, dat iemand over eenen anderen hooger denkt dan billijk is, overschatting genoemd; en daarentegen die welke daaruit ontstaat, dat men over eenen anderen lager denkt dan billijk is, minachting. Stelling XXVII. Daardoor, dat wij ons verbeelden dat iets aan ons gelijk en hetwelk wij met geenerlei hartstogt beschouwd hebben, door eenige aandoening wordt aangedaan, worden wij met eene dergelijke aandoening aangedaan. Bewijs. De beelden der dingen zijn de aandoeningen van het menschelijke ligchaam, waarvan de denkbeelden de uitwendige ligchamen als aan ons tegenwoordig voorstellen (volgens aanm. stell. 17 deel 2), dat is (volgens stell. 16 deel 2) wier denkbeelden de natuur van ons ligchaam en tevens de tegenwoordige natuur van het uitwendige ligchaam insluiten. Indien dus de natuur van het uitwendige ligchaam gelijk is aan de natuur van ons ligchaam, dan zal het denkbeeld van het uitwendige ligchaam, dat wij ons verbeelden, eene aandoening van ons ligchaam insluiten, die gelijk is aan de aandoening van het uitwendige ligchaam; en bij gevolg, indien wij ons verbeelden, dat iemand aan ons gelijk door eenige aandoening is aangedaan, dan zal deze verbeelding eene aandoening van >> aantal woorden: 184 |
|