213

voorwerp te bevestigen, wat wij ons verbeelden, dat ons of het beminde voorwerp met blijdschap aandoet, en omgekeerd; w.t.b.w.

Stelling XXVI. Wij trachten dat alles van hetgeen wij haten te bevestigen, wat wij ons verbeelden dat hetzelve met droefheid aandoet, en daarentegen datgene te ontkennen, wat wij ons verbeelden, dat hetzelve met blijdschap aandoet.

Bewijs. Deze stelling volgt uit stelling 23, evenals de vorige uit stelling 21 van dit deel.

Aanmerking. Hierdoor zien wij, dat het gemakkelijk gebeurt, dat iemand van zichzelven en van het beminde voorwerp hooger, en van hetgeen hij haat lager dan billijk is denkt; welke verbeelding wanneer zij den persoon zelven tot voorwerp heeft, trotschheid genoemd wordt en eene soort van krankzinnigheid is, dewijl iemand dan met open oogen droomt, dat hij alles kan, wat hij alleen met zijne verbeelding bereikt, en dit daarom als werkelijk beschouwt, en zich erover verheugt, zoolang als hij zich niet datgene kan verbeelden wat het bestaan daarvan buitensluit en zijn vermogen van handelen beperkt. Trotschheid is dus blijdschap daaruit geboren, dat iemand over zichzelven hooger denkt dan billijk is. Verder wordt de blijdschap, die daaruit >>


aantal woorden: 186