den beminnenden bevordert de poging van zijnen geest, dat is (volgens aanm. stell. 11 van dit deel) doet den beminnenden met blijdschap aan, en met des te grootere, naarmate deze hartstogt in het beminde grooter was. Dit was het eerste. Verder voorzoover een ding met droefheid wordt aangedaan, inzooverre wordt het vernietigd en des te meer, naarmate het met grooter droefheid wordt aangedaan (volgens dezelfde aanm. stell. 11 van dit deel); en dus (volgens stell. 19 van dit deel) die zich verbeeldt, dat wat hij liefheeft met droefheid wordt aangedaan, zal ook door droefheid aangedaan worden, en des te meer naarmate deze hartstogt in het beminde grooter is; w.t.b.w. Stelling XXII. Indien wij ons verbeelden, dat iemand iets, dat wij liefhebben, met blijdschap aandoet, zullen wij met liefde jegens hem aangedaan worden. Indien wij ons daarentegen verbeelden, dat hij hetzelfde met droefheid aandoet, zullen wij daarentegen met haat tegen >> aantal woorden: 150 |
|