204

aandoening van blijdschap en droefheid dezelfde, hetzij de beeldtenis is van een verleden of toekomstig of van een tegenwoordig ding; w.t.b.w.

Aanmerking 1. Ik noem hier een ding in zooverre verleden of toekomstig als wij er door zijn aangedaan of er door zullen aangedaan worden. Bijvoorbeeld voorzoover wij het gezien hebben of zullen zien, het ons heeft verkwikt of zal verkwikken, heeft beleedigd of zal beleedigen, enz. Want voorzoover wij het ons alzoo verbeelden, inzooverre bevestigen wij zijn bestaan, dat is, het ligchaam wordt met geene aandoening aangedaan, die het bestaan van het ding uitsluit en dus wordt (volgens stell. 17 deel 2) het ligchaam door de beeldtenis van dat ding op dezelfde wijs aangedaan als indien het ding zelf tegenwoordig was. Dewijl evenwel meestal gebeurt, dat zij, die veel hebben ondervonden, weifelen, zoolang zij een ding als toekomstig of verleden beschouwen, en over de afloop meestal twijfelen (zie aanmerk. stell. 44 deel 2) zoo gebeurt het daardoor, dat de hartstogten, die door de beeldtenissen van dergelijke dingen worden opgewekt, niet zoo bestendig zijn, maar meestal door de beeldtenissen van andere dingen verstoord worden, tot- >>


aantal woorden: 186