welke uit twee tegenstrijdige hartstogten voortkomt, heet weifeling, welke dus in dezelfde verhouding tot den hartstogt staat als de twijfeling tot de verbeelding (zie aanmerk. stell. 44 deel 2); en weifeling en twijfeling zijn niet dan alleen in graad van elkander onderscheiden. Men merke echter op, dat ik in de voorgaande stelling deze weifelingen uit oorzaken heb afgeleid, die den éénen hartstogt onmiddelijk, den anderen zijdelings teweeg brengen. Dit heb ik daarom gedaan; dewijl zij alzoo gemakkelijker uit het vorige konden afgeleid worden; maar niet, omdat ik loochen, dat de weifelingen meestal voortkomen uit een voorwerp, dat van beide hartstogten de bewerkende oorzaak is. Want het menschelijke lighaam is (volgens vereischte 1. deel 2) uit zeer vele enkelwezens van verschillende natuur zamengesteld; en derhalve (volgens o.k.w. 1 na hulpstell. 3, achter stell. 13. deel 2) kan het door één en hetzelfde ligchaam op zeer vele en verschillende wijzen aangedaan worden; en daarentegen, omdat één en hetzelfde ding op vele wijzen kan aangedaan worden, zal het dus op vele en verschillende wijzen één en hetzelfde deel en ligchaam kunnen aandoen. Hieruit kunnen wij gemakkelijk inzien, dat één en hetzelfde voorwerp de oor- >> aantal woorden: 194 |
|