188

Stelling V. De dingen zijn in zooverre van tegenovergestelde natuur, dat is kunnen niet te gelijk in dezelfde zaak gevonden worden, als het ééne het andere kan vernietigen.

Bewijs. Want indien zij konden zamenkomen of te gelijk in dezelfde zaak konden gevonden worden, dan kon dus in ééne en dezelfde zaak iets gevonden worden, hetwelk haar kon vernietigen, wat (volgens de vorige stell.) ongerijmd is. Dus zijn de dingen, enz. w.t.b.w.

Stelling VI. Ieder ding tracht zooveel als het kan in zijn bestaan te volharden.

Bewijs. Want de enkele dingen zijn wijzigingen, waardoor de eigenschappen van God op eene zekere en bepaalde wijs uitgedrukt worden (volgens bijst. stell. 25. deel 1), dat is (volgens stell. 34 deel 1) dingen, welke de magt Gods, waardoor God bestaat en handelt, op eene vaste en bepaalde wijs uitdrukken. Ook heeft geen ding iets in zich, waardoor het kan vernietigd worden, of dat zijn bestaan opheft (volgens stell. 4 van dit deel); maar daarentegen verzet het zich tegen alles, wat zijn bestaan kan opheffen (volgens de vorige stell.). Dus tracht het, zooveel het kan en vermag, in zijn bestaan te volharden.

Stelling VII. De poging, waarmede eenig ding in zijn bestaan tracht te volhar- >>


aantal woorden: 201