169

vrouwelijk mededoogen, partijdigheid of bijgeloof, maar alleen volgens de leiding der rede, dus naardat tijd en omstandigheden vereischen, zooals ik in het derde deel zal aantoonen. IV. Eindelijk baat deze leer ook niet weinig voor de zamenleving, voorzoover zij leert, hoe de burgers moeten bestuurd en geleid worden, namelijk niet om dienstbaar te zijn maar om vrijelijk wat het beste is te doen. En hiermede heb ik wat ik voorgenomen had in dit deel te behandelen afgedaan en maak daarmede een einde aan dit ons tweede deel; waarin ik meen de natuur van den menschelijken geest en zijnen eigenschappen uitvoerig genoeg, en zoo duidelijk als de moeijelijkheid der zaak toelaat, verklaart te hebben, en zulke dingen te hebben medegedeeld, waaruit veel voortreffelijks, hoog nuttigs en dat noodig is om te weten kan afgeleid worden, zooals gedeeltelijk uit het vervolg zal blijken.


aantal woorden: 141