![]() |
verstaan. Dus wordt de wil van het verstand onderscheiden, daar dit eindig is maar gene oneindig. Ten tweede kan ons tegengeworpen worden, dat de ondervinding niets duidelijker schijnt te leeren dan dat wij ons oordeel kunnen opschorten, om geene toestemming te geven aan de dingen, die wij waarnemen; hetgeen ook daardoor bevestigd wordt dat niemand gezegd wordt te bedriegen, voorzoover hij iets waarneemt, maar alleen voorzoover hij toestemt of verschilt. Bij voorbeeld die zich een gevleugeld paard voorstelt, stemt daarom nog niet toe, dat er een gevleugeld paard bestaat, dat is, hij bedriegt zich daarom niet, tenzij hij tevens toestemt dat er een gevleugeld paard bestaat. Dus schijnt de ondervinding niets duidelijker te leeren dan dat de wil of het vermogen van toestemmen vrij en van het vermogen van verstaan verschillend is. Ten derde kan worden tegengeworpen dat de ééne bevestiging niet meer werkelijkheid schijnt te bevatten dan de andere, dat is, wij schijnen niet meer vermogen noodig te hebben, om te bevestigen dat waar is wat waar is, dan om te bevestigen, dat iets, hetwelk valsch is, waar is. Maar wij nemen waar, dat het eene denkbeeld meer werkelijkheid of volmaaktheid heeft dan het andere; >> aantal woorden: 197 |