![]() |
Want het is hetzelfde indien ik zeg, dat A het begrip B moet insluiten, en dat A zonder B niet kan gedacht worden. Verder moet dit denkbeeld van eenen driehoek deze zelfde bevestiging insluiten, namelijk dat zijne drie hoeken gelijk zijn aan twee regte. Daarom kan ook omgekeerd dit denkbeeld van driehoek zonder deze bevestiging niet bestaan noch gedacht worden; en dus (volgens bep. 2 van dit deel) behoort deze bevestiging tot de wezenheid van het denkbeeld van driehoek en is niet anders dan deze. En wat wij van deze wilsuiting gezegd hebben (daar wij die willekeurig hebben genomen) moet van elke wilsuiting gezegd worden, namelijk dat zij behalve het denkbeeld niets is; w.t.b.w. Bijstelling. De wil en het verstand zijn één en hetzelfde. Bewijs. De wil en het verstand zijn niets buiten de enkele wilsuiting en denkbeelden (volgens stell. 48 van dit deel en de aanm.). Maar een enkele wilsuiting en een denkbeeld zijn (volgens de vorige stell.) één en hetzelfde. Dus zijn de wil en het verstand één en hetzelfde; w.t.b.w. Aanmerking. Hiermede hebben wij de oor- >> aantal woorden: 180 |