pier. Indien men dus op hunnen geest let dan dwalen zij niet; maar toch schijnen zij te dwalen, omdat wij meenen, dat zij in hunnen geest de getallen hebben, die op het papier staan. Indien dit niet zoo was, dan zouden wij niet gelooven dat zij dwaalden; zooals ik niet geloofde dat iemand dwaalde, dien ik onlangs heb hooren roepen, dat zijn hof naar de hen van zijnen buurman gevlogen was, omdat ik namelijk meende genoegzaam te doorzien, wat hij bedoelde. En hieruit ontstaan de meeste twisten, namelijk doordien de menschen hunne gedachte niet goed uitdrukken, of omdat zij de gedachte van een ander verkeerd uitleggen. Want in waarheid terwijl zij elkaar het meest tegenspreken, denken zij óf hetzelfde óf verschillende dingen, zoodat hetgeen zij in anderen voor dwaling en ongerijmdheid houden zulks volstrekt niet is. Stelling XLVIII. In den geest is geen volstrekte of vrije wil, maar de geest wordt tot het willen van dit of dat bepaald door eene oorzaak, welke ook door eene andere bepaald is, en deze wederom door eene andere, en zóó in het oneindige. Bewijs. De geest is eene zekere en bepaalde wijziging van het denken (volgens stell. 11 van dit deel), en dus (volgens bijstell. 2. stell. 17. deel 1.) kan hij geen vrije oorzaak zijn van zijne handelingen, of geen volstrekt vermogen >> aantal woorden: 221 |
|