146

eene wijziging van het denken is, namelijk het verstaan zelf. En eilieve! wie kan weten, dat hij iets begrijpt, tenzij hij het eerst begrijpt? dat is, wie kan weten, dat hij van iets zeker is, tenzij hij eerst daarvan zeker is? Verder, wat kan er duidelijker en zekerder bestaan dan een waar denkbeeld, dat de maatstaf zij der waarheid? Voorwaar gelijk het licht zichzelf en de duisternis openbaart, zoo is de waarheid de maatstaf van zichzelve en van de onwaarheid. En hiermede meen ik op deze vragen geantwoord te hebben; namelijk indien een waar denkbeeld alleen voorzoover men zeggen kan, dat het met het gedachte overeenkomt, van een valsch onderscheiden wordt, heeft dan een waar denkbeeld geene werkelijkheid of volkomenheid boven een valsch (daar zij alleen door eene uiterlijke benaming onderscheiden worden), en heeft dan een mensch, die ware denkbeelden heeft, niets voor boven iemand, die alleen valsche heeft? Verder, van waar komt het, dat de menschen valsche denkbeelden hebben? En eindelijk, hoe kan iemand zeker weten, dat hij denkbeelden heeft, die met de gedachte voorwerpen overeenkomen? Op deze vragen, zeg ik, dat ik reeds meen geantwoord te hebben. Want wat het verschil tusschen een waar en een valsch denkbeeld aangaat, het blijkt >>


aantal woorden: 204