139

die begrippen, welke men volgende noemt, en dus ook de onmiddelijk klaarblijkelijke waarheden, die daarop gegrond zijn, zijn ontstaan, en nog meer, dat ik hierover eens heb nagevorscht. Doch dewijl ik dit voor eene andere verhandeling (*) bestemd heb, en ook om door de al te groote uitgebreidheid van dit onderwerp geen tegenzin te verwekken, heb ik besloten zulks hier na te laten. Om evenwel niets van datgene over te slaan, wat noodig is te weten, zal ik kortelijk de oorzaken opgeven, waaruit de zoogenaamde bovennatuurlijke benamingen, als wezen, zaak, iets hunnen oorsprong genomen hebben. Deze benamingen ontstaan daaruit, dewijl namelijk het menschelijk ligchaam, daar het beperkt is, slechts een bepaald getal beelden (wat een beeld is heb ik in aanm. stell. 17 van dit deel verklaard) te gelijk duidelijk in zich kan vormen en bevatten; en indien dit wordt te buiten gegaan, dan zullen deze beelden beginnen verward te worden, en indien dit getal beelden, hetwelk het ligchaam te gelijk duidelijk in zich kan vormen, verre wordt overschreden, dan zullen zij allen geheel onder elkander verward worden. Daar dit zoo is, blijkt het uit bijstell. stell. 17 en stell. 18 van dit deel, dat de menschelijke geest zich zooveel ligchamen te gelijk duidelijk zal kunnen verbeelden, als er beelden te gelijk in zijn ligchaam kunnen gevormd worden.

(*) De onvoltooide Verhandeling over het verbeteren van het verstand.


aantal woorden: 230