![]() |
beelden wij ons, dat zij omtrent tweehonderd voeten van ons verwijderd is; en deze dwaling bestaat niet alleen in die verbeelding, maar daarin, dat terwijl wij ons haar aldus verbeelden, wij haren waren afstand en de oorzaak dier verbeelding niet weten. Want al vernemen wij naderhand, dat zij meer dan zeshonderdmaal de lengte van de as der aarde van ons verwijderd is, toch verbeelden wij ons niettemin, dat zij digt bij is; want wij verbeelden ons de zon niet als zoo nabij, omdat wij haren waren afstand niet kennen, maar daarom, dewijl de aandoening van ons ligchaam de wezenheid der zon insluit, voorzoover het ligchaam zelf daardoor wordt aangedaan. Stelling XXXVI. De onvolledige en verwarde denkbeelden volgen met dezelfde noodzakelijkheid als de volledige of heldere en duidelijke denkbeelden. Bewijs. Alle denkbeelden zijn in God (volgens stell 15 deel 1) en voor zoover zij tot God worden teruggebragt zijn zij waar (volgens stell. 32 van dit deel) en (volgens bijst. stell. 7 van dit deel) volledig; en dus zijn er geene onvolledig noch verward, dan inzooverre als zij tot iemands bijzonderen geest worden teruggebragt. aantal woorden: 183 |