![]() |
sluiten zoowel de natuur der uitwendige ligchamen in als die van het menschelijke ligchaam zelf (volgens stell. 16 van dit deel); en moeten niet alleen de natuur van het menschelijke ligchaam maar ook van zijne deelen insluiten. Want de aandoeningen zijn wijzen (volgens stell. 3), waarop de deelen van het menschelijke ligchaam, en bij gevolg het geheele ligchaam wordt aangedaan. Maar (volgens stell. 24 en 25 van dit deel) de volledige kennis der uitwendige ligchamen, als ook van de deelen, die het menschelijk ligchaam zamenstellen, is niet in God, voorzoover hij als met den menschelijken geest maar als met die denkbeelden aangedaan beschouwd wordt. Dus zijn deze denkbeelden der aandoeningen, voorzoover zij alleen tot den geest worden teruggebragt, zooveel als gevolgtrekkingen zonder grondstellingen, dat is (gelijk van zelfs spreekt) verwarde denkbeelden; w.t.b.w. Aanmerking. Op dezelfde wijs wordt bewezen, dat het denkbeeld, dat de natuur van den menschelijken geest daarstelt, niet helder en duidelijk is, en evenmin het denkbeeld van den menschelijken geest en de denkbeelden der denkbeelden van de aandoeningen des menschelijken ligchaams, voorzoover zij alleen tot den >> aantal woorden: 179 |