![]() |
verbonden is, hebben wij daardoor aangetoond, dewijl namelijk het ligchaam het voorwerp van den geest is (zie stell. 12 en 13 van dit deel): en dus moet om diezelfde reden het denkbeeld van den geest met zijn voorwerp, dat is met den geest zelven evenzoo verbonden zijn als de geest zelf met het ligchaam verbonden is; w.t.b.w. Aanmerking. Deze stelling wordt veel duidelijker begrepen uit het gezegde in aanm. stell. 7 van dit deel. Want dáár hebben wij aangetoond, dat het denkbeeld des ligchaams en het ligchaam, dat is (volgens stell. 13 van dit deel) de geest en het ligchaam, één en hetzelfde enkelwezen zijn, hetwelk dan eens onder de eigenschap van het denken dan eens onder die der uitgebreidheid gedacht wordt. Daarom is het denkbeeld van den geest en de geest zelf één en hetzelfde ding, hetwelk onder ééne en dezelfde eigenschap, namelijk van het denken, gedacht wordt. Het denkbeeld van den geest, zeg ik, en de geest zelf volgen in God met dezelfde noodzakelijkheid uit dezelfde magt van het denken. Want in der daad is het denkbeeld van den geest, dat is, het denkbeeld van het denkbeeld niets anders, dan het werkelijke bestaan van het denkbeeld, voorzoover dit als eene wijziging van het denken zonder betrekking tot het voorwerp beschouwd wordt. Want zoodra als iemand iets weet, weet hij juist >> aantal woorden: 223 |