110

insluiten.

Bewijs. Want alle wijzigingen, waarmede een ligchaam wordt aangedaan, volgen uit de natuur van het aangedane en tevens van het aandoende ligchaam (volgens o.k.w. 1. na bijstell. hulpst. 3). Daarom zal hun denkbeeld (volgens o.k.w. 4 deel 1) de natuur van beide ligchamen noodzakelijk insluiten. Derhalve sluit het begrip van elke wijziging, waarmede het menschelijk ligchaam door een uitwendig ligchaam wordt aangedaan, de natuur van het menschelijk ligchaam en van het uitwendige ligchaam in; w.t.b.w.

Bijstelling I Hieruit volgt vooreerst, dat de menschelijke geest de natuur van zeer vele ligchamen te gelijk met die van zijn ligchaam waarneemt.

Bijstelling II Ten tweede volgt, dat de denkbeelden, die wij van de uitwendige ligchamen hebben, meer de gesteldheid van ons ligchaam dan de natuur der uitwendige ligchamen aanwijzen; hetgeen ik in het aanhangsel op het eerste deel met vele voorbeelden heb aangetoond.

Stelling XVII. Indien het menschelijk ligchaam aangedaan is met eene wijziging, welke de natuur van eenig uitwendig ligchaam insluit, dan zal de menschelijke geest dat uitwendige ligchaam als werkelijk bestaande of als bij hem tegenwoordig beschouwen, totdat het >>


aantal woorden: 180