onderling als de voorwerpen zelve verschillen, en dat het ééne voortreffelijker is dan het andere, en meer werkelijkheid bevat, naarmate het voorwerp van het ééne voortreffelijker is dan het voorwerp van het andere en meer werkelijkheid bevat; en daarom is het, ten einde te bepalen, waarin de geest des menschen van de andere verschilt, voor ons noodig, de natuur van zijn voorwerp, gelijk wij gezegd hebben, dat is van het menschelijk ligchaam, te leeren kennen. Deze kan ik echter hier niet verklaren en het is ook voor hetgeen ik bewijzen wil niet noodig. Dit zeg ik slechts in het algemeen, dat naarmate eenig ligchaam meer dan de overige geschikt is om verscheidene dingen te gelijk te doen of te ondergaan, zijn geest geschikter is om veel te gelijk waar te nemen; en naarmate de verrigtingen van een ligchaam meer daarvan alleen afhangen, en naarmate andere ligchamen minder daarmede in het handelen zamenkomen, zijn geest geschikter is om duidelijk te begrijpen. En hieruit kunnen wij de voortreffelijkheid van eenen geest boven andere leeren kennen; en verder ook de oorzaak begrijpen, waarom wij van ons ligchaam slechts eene zeer verwarde kennis heb- >> aantal woorden: 191 |
|