![]() |
van dit deel) geen denkbeeld daarvan. Dus is het voorwerp van onzen geest een bestaand ligchaam, en anders niets; w.t.b.w. Bijstelling. Hieruit volgt, dat de mensch uit geest en ligchaam is zamengesteld, en dat het menschelijke ligchaam, zooals wij het voelen, bestaat. Aanmerking. Hierdoor begrijpen wij niet alleen, dat de menschelijke geest met het ligchaam verbonden is, maar ook wat onder de vereeniging van geest en ligchaam moet verstaan worden. Niemand echter zal haar volledig of duidelijk kunnen begrijpen, tenzij hij eerst de natuur van ons ligchaam volledig leere kennen. Want datgene, wat wij tot nog toe hebben aangetoond, is zeer algemeen, en heeft niet meer betrekking op de menschen dan op de andere enkele wezens, die allen, ofschoon in verschillende trappen, bezield zijn. Want van elk ding bestaat noodzakelijk een denkbeeld in God, waarvan God de oorzaak is, evenals het denkbeeld van het menschelijk ligchaam: en daarom al wat wij van het denkbeeld van het menschelijke ligchaam gezegd hebben, moet noodzakelijk van het denkbeeld van elk ding gezegd worden. Wij kunnen echter ook niet ontkennen, dat de denkbeelden >> aantal woorden: 180 |