096

twijfeld zwarigheid hebben, en veel bedenken, dat oponthoud veroorzaakt, en daarom verzoek ik hen, dat zij langzaam met mij voortgaan, en hierover niet oordeelen totdat zij alles hebben doorgelezen.

Stelling XII. Al wat in het voorwerp van het denkbeeld, dat den menschelijken geest daarstelt, geschiedt, moet door den menschelijken geest waargenomen worden, of daarvan zal in den menschelijken geest noodzakelijk een denkbeeld bestaan: dat is, indien het voorwerp van het denkbeeld dat den menschelijken geest daarstelt, een ligchaam is, dan zal er niets in dat ligchaam kunnen gebeuren, dat door den geest niet wordt waargenomen.

Bewijs. Want al wat in het voorwerp van eenig denkbeeld geschiedt, daarvan bestaat noodzakelijk in God kennis (volgens bijstell. stell. 9 van dit deel), voor zoover hij als door het denkbeeld van datzelfde voorwerp aangedaan beschouwd wordt, dat is (volgens stell. 11 van dit deel), voor zoover hij den geest van eenig ding daarstelt. Al wat derhalve in het voorwerp van het denkbeeld, dat den menschelijken geest daarstelt, gebeurt, daarvan bestaat noodzakelijk in God kennis, voorzoover hij de natuur van den menschelijken geest daarstelt, dat is (volgens bijstell. stell. 11 van dit deel) de kennis van dat ding zal noodzakelijk in den geest zijn, of de geest neemt dit waar; w.t.b.w.

Aanmerking. Deze stelling blijkt ook en >>


aantal woorden: 213