090

oorzaak, voorzoover als hij door een derde denkbeeld aangedaan is, en alzoo in het oneindige.

Bewijs. Het denkbeeld van een enkel werkelijk bestaand ding is eene enkele wijziging van het denken en van de overige onderscheiden (volgens bijstell. en aanm. stell 8 van dit deel); en daarom (volgens stell. 6 van dit deel) heeft het God, voor zoo ver als hij slechts denkend is, tot oorzaak. Doch niet (volgens stell. 28 deel 1) voor zoover hij volstrekt denkend is, maar voor zoover hij als door eene andere wijziging van het denken aangedaan beschouwd wordt, en hiervan ook voor zoover als hij door een ander aangedaan is, en zóó in het oneindige. De volgorde en zamenhang der denkbeelden (volgens stell. 7 van dit deel) is echter dezelfde als de volgorde en de zamenhang der oorzaken. Dus is van ieder enkel denkbeeld een ander denkbeeld of God, voorzoover hij als door een ander denkbeeld aangedaan beschouwd wordt, de oorzaak, en hiervan ook, voorzoover hij door een ander is aangedaan, en zoo in het oneindige; w.t.b.w.

Bijstelling. Al wat in het enkele voorwerp van elk denkbeeld voorvalt, daarvan bestaat in God kennis, voorzoover als hij slechts het denkbeeld van dat voorwerp heeft.

Bewijs. Al wat in het voorwerp van elk >>


aantal woorden: 208