![]() |
lijk is van zulk eene natuur, dat de regthoeken gevormd door de deelen van alle koorden, die in hem elkander snijden, onderling gelijk zijn. In eenen cirkel zijn dus oneindig vele onderling gelijke regthoeken begrepen. Geen daarvan evenwel kan men zeggen dat bestaat, behalve voor zoover de cirkel bestaat, en ook kan het denkbeeld van geen dezer regthoeken gezegd worden te bestaan, behalve voor zoo ver het in het denkbeeld van den cirkel bevat is. Nu denke men, dat er uit die oneindige menigte maar twee, namelijk D en E werkelijk bestaan. Hunne denkbeelden bestaan nu niet alleen voor zoover zij alleen in het denkbeeld van den cirkel bevat zijn; maar ook voor zoover als zij het bestaan dier regthoeken insluiten, waardoor het gebeurt, dat zij van de overige denkbeelden der overige regthoeken onderscheiden worden. Stelling IX. Het denkbeeld van een enkel ding, dat werkelijk bestaat, heeft God tot oorzaak, niet voor zoo ver als hij oneindig is, maar voor zoover als hij als door het denkbeeld van een ander enkel, werkelijk bestaand ding aangedaan beschouwd wordt, en hiervan is God ook de >> aantal woorden: 185 |