085

werkelijke bestaan der denkbeelden God, voor zoover als hij slechts als denkend beschouwd wordt, enz. w.t.b.w.

Stelling VI De wijzigingen van elke eigenschap hebben God tot oorzaak, voor zoo ver als hij alleen onder die eigenschap, waarvan zij wijzigingen zijn, en niet voorzoover als hij onder eenige andere beschouwd wordt.

Bewijs. Iedere eigenschap toch wordt op zichzelve zonder eene andere gedacht (volgens stell. 10 deel 1). Daarom sluiten de wijzigingen van elke eigenschap het begrip van hunne eigenschap, niet dat eener andere in; en daarom hebben zij (volgens o.k.w. 4 deel 1) God, voor zoo ver als hij alleen onder die eigenschap, waarvan zij wijzigingen zijn, en niet voor zoo ver als hij onder eenige andere beschouwd wordt, tot oorzaak; w.t.b.w.

Bijstelling. Hieruit volgt, dat het werkelijke bestaan van dingen, welke geene wijziging van het denken zijn, niet daarom uit de goddelijke natuur volgt, dewijl God de dingen eerst gekend heeft; maar op dezelfde wijs en met dezelfde noodzakelijkheid volgen de gedachte dingen uit hunne eigenschapen en worden daaruit afgeleid, als wij hebben aangetoond, dat de denkbeelden uit de eigenschap van het denken volgen.


aantal woorden: 184