083

nen, dat die magt, welke de menigte aan God toedicht, niet alleen menschelijk is (hetgeen toont, dat God als een mensch of menschelijk door de menigte wordt opgevat), maar ook onmagt insluit. Doch ik wil niet zoo dikwijls over dezelfde zaak spreken. Ik verzoek alleen den lezer met aandrang, om wat in het eerste deel van stell. 16 tot het einde hierover gezegd is, herhaalde keeren te overwegen. Want niemand zal wat ik bedoel goed kunnen vatten, zoo hij niet zeer oppast, dat hij de magt van God niet met de menschelijke magt der koningen of hun regt verwart.

Stelling IV. Er kan slechts één denkbeeld van God bestaan, waaruit oneindig veel op oneindig veel wijzen volgt.

Bewijs. Een oneindig verstand vat niets behalve de eigenschappen Gods en zijne aandoeningen (volg. stell. 30 deel 1). God is echter één (volg. bijstell. 1. stell. 14. deel 1). Dus kan er slechts één denkbeeld van God bestaan, waaruit oneindig veel op oneindig vele wijzen volgt. w.t.b.w.

Stelling V. Het werkelijke bestaan der denkbeelden heeft God tot oorzaak voor >>


aantal woorden: 177