077

Zedekunde

Tweede deel.

Over de natuur en den oorsprong van den geest.

Voorberigt.

 

Ik ga thans over om datgene te verklaren, wat uit de wezenheid van God of het eeuwige en oneindige wezen noodzakelijk moest volgen: niet alles (want wij hebben deel 1 stell. 16 bewezen, dat daaruit oneindig veel op oneindig vele wijzen volgen moet), maar alleen datgene, wat ons tot de kennis van den menschelijken geest en zijne hoogste zaligheid als bij de hand kan leiden.

Bepalingen.

 

I. Door ligchaam versta ik eene wijziging, die de wezenheid Gods, voorzoover hij als uitgebreid beschouwd wordt, op eene zekere en bepaalde wijs uitdrukt. Zie deel 1. stell. 25. bijstell. >>


aantal woorden: 112