![]() |
slechts de gesteldheid der verbeelding te kennen geven; en daar zij namen hebben als of zij wezens waren, die buiten de verbeelding bestonden, noem ik ze geen wezens der rede maar der verbeelding; en alzoo kunnen alle betoogen, die tegen ons uit dergelijke begrippen ontleend worden, gemakkelijk worden afgeweerd. Velen toch zijn gewoon aldus te redeneren: indien alles uit de allervolmaakste natuur van God is voortgekomen, waaruit zijn dan zoovele onvolmaaktheden in de natuur ontstaan? Bijvoorbeeld het bederven van dingen tot stinkens toe, leelijkheid van dingen, die walging opwekt, verwarring, kwaad, zonde, enz. Doch, gelijk ik zoo even gezegd heb, zij worden gemakkelijk weerlegd. Want de volmaaktheid der dingen moet alleen naar hunne natuur en magt beoordeeld worden, en de dingen zijn niet daarom meer of minder volmaakt, dewijl zij het gevoel der menschen aangenaam aandoen of kwetsen, dewijl zij voor de menschelijke natuur voordeelig zijn of daartegen strijden. Hun echter, die vragen, >> aantal woorden: 154 |