tusschenbeide komende oorzaken vereischt om voortgebragt te worden, des te onvolmaakter is het. Doch indien de dingen, welke onmiddelijk door God zijn voortgebragt, daarom gemaakt waren, opdat God zijn doel zou bereiken, dan zouden noodzakelijk de laatsten, ten wier behoeve de eersten gemaakt zijn, de allervolmaakste wezen. Verder heft deze leer de volmaaktheid van God op; want indien God om een doel handelt, dan zoekt hij noodzakelijk iets, waaraan hij behoefte heeft. En al maken de godgeleerden en bovennatuurkundigen onderscheid tusschen een doel van behoefte en een doel van toeeigening, zij bekennen echter, dat God alles om zich zelven, niet om de geschapene dingen, verrigt heeft; dewijl zij vóór de schepping niets buiten God kunnen aanwijzen, waarom God zou handelen; en dus worden zij noodzakelijk gedwongen te bekennen, dat God datgene, waartoe hij hulpmiddelen heeft willen maken, miste en begeerde; gelijk >> aantal woorden: 142 |
|