064

aan te toonen, dat de natuur niets voor niet (dat is wat niet nuttig voor de menschen is) verrigtte, schijnen zij niets anders bewezen te hebben dan dat de natuur en de goden even dwaas waren als de menschen. Eilieve! Zie eens, hoe ver het eindelijk gekomen is. Onder zoovele voordeelen der natuur moesten zij niet weinig nadelen vinden, namelijk stormen, aardbevingen, ziekten enz. en dezen stelden zij dat daardoor ontstonden, dewijl de goden vertoornd waren wegens hun door de menschen aangedane beleedigingen of wegens tegen hunne dienst begane overtredingen; en ofschoon de ondervinding dagelijks tegenspraak en met oneindig vele voorbeelden aantoonde, dat voordeelen en nadeelen aan de vromen zoowel als aan de goddeloozen door elkander overkwamen, deden zij daarom geen afstand van hun ingewortelde vooroordeel. Want het was hun gemakkelijker dit onder de andere onbekende dingen, wier gebruik zij niet wisten, te stellen en zóó hunnen tegenwoordigen aangeborene toestand van onwetendheid te behouden dan dat geheele gebouw af te breken en een nieuw >>


aantal woorden: 165