059

en bepaalde wijze uit, en dus (volgens stell. 16) moet daaruit een gevolg voortvloeijen; w.t.b.w.

Aanhangsel. In het voorgaande heb ik de natuur van God en hare hoedanigheden ontvouwd, namelijk: dat hij noodzakelijk bestaat; dat hij eeuwig is; dat hij alleen uit de noodzakelijkheid zijner natuur bestaat en handelt; dat en hoe hij de vrije oorzaak is van alle dingen; dat alles in God is en zóó van hem afhangt, dat het zonder hem niet kan zijn noch gedacht worden; en eindelijk dat alles door God te voren bepaald is, wel niet door vrijheid van wil en onafhankelijk goedvinden, maar door de volstrekte natuur van God of zijne oneindige magt. Verder heb ik overal, waar de gelegenheid er voor gegeven was, gezorgd de vooroordeelen, die het vatten mijner bewijzen konden beletten, weg te ruimen. Daar er evenwel niet weinig vooroordeelen overblijven, welke ook ten zeerste konden en kunnen beletten, dat de menschen den zamenhang der dingen, zooals ik dien heb uitgelegd, kunnen omhelzen, heb ik het der moeite waar- >>


aantal woorden: 172