Daar de dingen op geene andere wijs en in geene andere volgorde door God hebben kunnen voortgebragt worden, en uit de groote volmaaktheid Gods volgt, dat dit waar is; zoo kan voorzeker geene gezonde redenering ons overhalen om te gelooven, dat God niet alles wat in zijn verstand is, met dezelfde volmaaktheid, waarmede hij het begrijpt, heeft willen scheppen. Maar zij zullen zeggen, dat in de dingen geene volkomenheid noch onvolkomenheid is, maar dat hetgeen in hen is, waarom zij volkomen of onvolkomen genoemd wordt, slechts van den wil van God afhangt; en God dus, indien hij gewild had, had kunnen maken, dat hetgeen tegenwoordig volmaaktheid is de grootste onvolmaaktheid was, en omgekeerd. Doch wat ware dit anders dan openlijk te verklaren, dat God, die wat hij wil noodzakelijk begrijpt, door zijnen wil kon maken, dat hij de dingen anders begrijpt dan hij ze begrijpt? Hetgeen (gelijk ik daar even heb aangetoond) allerongerijmdst is. aantal woorden: 154 |
|