![]() |
tot zijne wezenheid óf met betrekking tot zijne oorzaak. Het bestaan toch van een ding volgt óf uit zijne wezenheid en bepaling óf uit de bestaande werkende oorzaak met noodzakelijkheid. Verder wordt ook om deze redenen een ding onmogelijk genoemd; namelijk óf omdat zijne wezenheid of bepaling eene tegenstrijdigheid bevat, óf omdat er geene uitwendige oorzaak is, die tot het voortbrengen van zulk een ding bepaald is. Maar een ding wordt om geene andere reden toevallig genoemd, behalve ten opzigte van het gebrekkige van onze kennis. Want een ding, welks wezenheid wij niet weten dat eene tegenstrijdheid bevat, of waarvan wij goed weten, dat zij geene tegenstrijdigheid bevat, en over welks bestaan wij toch niets stelligs kunnen zeggen, omdat het verband der oorzaken voor ons verborgen is, kan ons nooit noch noodzakelijk noch onmogelijk toeschijnen; en daarom noemen wij het óf toevallig óf mogelijk. Aanmerking II Uit het voorgaande volgt duidelijk, dat de dingen met de grootste volmaaktheid door God zijn voortgebragt, daar zij uit de bestaande allervolmaaktste natuur met noodzakelijkheid gevolgd zijn. Dit beschuldigt God van geene onvolkomenheid, daar zijne volmaaktheid ons genoopt heeft dit te beweren. In tegendeel zou uit het tegenovergestelde hiervan duidelijk volgen (gelijk ik zoo even heb aangetoond), dat God >> aantal woorden: 206 |