gens bijstelling 1. stell. 14 en bijstell. 2 stell. 17) God, voor zoover hij als vrije oorzaak beschouwd wordt. Onder voortgebragte daarentegen versta ik dat alles, wat uit de noodzakelijkheid der natuur Gods of van elke der eigenschappen Gods volgt, dat is, al de wijzigingen der eigenschappen Gods, voor zoo ver zij beschouwd worden als dingen, die in God zijn en die zonder God niet kunnen zijn noch gedacht worden. Stelling XXX. Een werkelijk eindig of oneindig verstand moet de eigenschappen en aandoeningen Gods bevatten en anders niets. Bewijs. Een waar begrip moet met zijn voorwerp overeenkomen (volgens o.k.w. 6), dat is (gelijk van zelfs spreekt) datgene, wat als voorwerp van het denken in het verstand bevat is, moet noodzakelijk in de werkelijkheid bestaan. In de werkelijkheid bestaat echter (volgens bijstell. 1. stell. 14) slechts één zelfstandig wezen, namelijk God, en geene andere aandoeningen (volgens stell. 15) dan die in God zijn en die (volgens dezelfde stell.) zonder God niet kunnen zijn noch gedacht worden. Dus moet een werkelijk eindig of oneindig verstand de eigenschappen en aandoeningen Gods bevatten en anders niets; w.t.b.w. Stelling XXXI. Het werkelijke verstand, hetzij het eindig is of oneindig, zooals ook de wil, de begeerte, de liefde enz. moeten tot de voortgebragte, niet tot de voortbrengende natuur >> aantal woorden: 213 |
|