echter kan geen toevallig ding genoemd worden. Want hij bestaat (volgens stell. 11 noodzakelijk, niet toevallig. De wijzigingen der goddelijke natuur zijn verder uit haar ook noodzakelijk, niet toevallig, gevolgd (volgens stell. 16.); en dat wel voor zoo ver de goddelijke natuur volstrekt (volgens stell. 21) of voor zoo ver zij als op eene bepaalde wijs tot handelen bepaald beschouwd wordt (volgens stell. 27). Verder is God van deze wijzigingen niet slechts de oorzaak, voor zoo ver zij eenvoudig bestaan (volgens bijst. stell. 24.) maar ook (volgens stell. 26) voor zoo ver zij als bepaald om iets te bewerken beschouwd worden. Bijaldien zij door God (volgens dezelfde stell.) niet bepaald zijn, dan is het onmogelijk, niet toevallig, dat zij zich zelve bepalen; en daarentegen (volgens stell. 27) indien zij door God bepaald zijn, dan is het onmogelijk, niet toevallig, dat zij zich zelve onbepaald maken. Derhalve is alles door de noodzakelijkheid der goddelijke natuur bepaald, niet alleen om te bestaan maar ook om op eene bepaalde wijs te bestaan en te werken, en er bestaat niets toevalligs; w.t.b.w. Aanmerking. Voordat ik verder ga, wil ik verklaren of liever herinneren, wat wij onder voortbrengende en wat onder voortgebragte natuur verstaan moeten. Want uit het vorige oordeel ik, dit reeds bekend is, dat wij onder voortbrengende natuur datgene verstaan moeten, wat in zichzelf is en door zichzelf gedacht wordt of zoodanige eigenschappen van het zelfstandige wezen, welke de eeuwige en oneindige wezenheid uitdrukken, dat is (vol- >> aantal woorden: 245 |
|