de oorzaak van alle dingen genoemd worden, wat nog duidelijker uit de volgende bijstelling zal blijken. Bijstelling. De bijzondere dingen zijn niets dan aandoeningen der eigenschappen Gods, of wijzigingen waardoor de eigenschappen Gods op eene bepaalde wijs worden uitgedrukt. Het bewijs blijkt uit stell. 15. en bep. 5. Stelling XXVI. Een ding, dat bepaald is om iets te verrigten, is door God noodzakelijk aldus bepaald; en wat door God niet bepaald is, kan zichzelf niet tot verrigten bepalen. Bewijs. Datgene, waardoor de dingen tot het verrigten van iets bepaald genoemd worden, is noodzakelijk iets stelligs (zooals van zelfs spreekt); en dus is God zoowel van zijne wezenheid als van zijn bestaan door de noodzakelijkheid zijner natuur de bewerkende oorzaak (volgens stell. 25 en 16); hetwelk het eerste was. Hieruit volgt ook ten duidelijkste wat ten tweede gesteld wordt. Want indien een ding, dat door God niet bepaald is, zich zelf kon bepalen, dan was het eerste deel dezer stelling valsch; hetgeen ongerijmd is, zooals wij hebben aangetoond. Stelling XXVII. Een ding, dat door God bepaald is, om iets te verrigten, >> aantal woorden: 181 |
|