![]() |
worden (zie stell. 8. 5 en 12), dat stellen zij zelve, om te besluiten, dat het eindig is, zich voor als uit eindige deelen zamengesteld, veelvuldig en deelbaar. Zoo weten ook anderen, nadat zij verdicht hebben, dat eene lijn uit punten is zamengesteld, vele bewijzen te vinden, om aan te toonen, dat eene lijn niet in het oneindige kan gedeeld worden. En voorzeker is het niet minder ongerijmd te stellen, dat het ligchamelijke zelfstandige wezen uit ligchamen, of deelen is zamengesteld dan dat een ligchaam uit vlakken, een vlak uit lijnen, eene lijn uit punten is zamengesteld. En dit moeten allen bekennen, die weten, dat de heldere reden onfeilbaar is, en vooral zij, die leeren, dat er geene ledige ruimte bestaat. Want indien het ligchamelijke zelfstandige wezen zóó kon verdeeld worden, dat zijne deelen werkelijk onderscheiden waren; waarom zou dan één deel niet kunnen vernietigd worden, terwijl de overige evenals te voren onderling verbonden bleven? En waarom moeten allen zoo aaneengevoegd worden, dat er geene ledige ruimte bestaat? Voorwaar van dingen, die werkelijk van elkander onderscheiden zijn, kan het ééne zonder het andere bestaan en in zijnen toestand blijven. Daar er dus in de natuur geene ledige ruimte bestaat (waarover elders), maar alle deelen alzoo moeten zamenkomen, dat er geene ledige ruimte >> aantal woorden: 213 |