025

over ik nu niet redetwist), waaruit zij willen besluiten, dat het uitgebreide zelfstandige wezen eindig is, geenszins daaruit volgen, dat de grootheid oneindig gesteld wordt, maar daaruit, dat zij veronderstellen, dat de oneindige grootheid meetbaar en uit deelen is zamengesteld;°) weshalve zij uit de ongerijmdheden, die daaruit volgen, niets anders kunnen besluiten, dan dat de oneindige grootheid niet meetbaar is, en dat zij niet uit eindige deelen kan zamengesteld worden. En dit is hetzelfde, hetwelk wij boven (stell. 12. enz.) reeds bewezen hebben. Daarom schieten zij den pijl, dien zij op ons aanleggen, in waarheid op zichzelven af. Indien zij zelven dus uit deze hunne eigene ongerijmdheid echter willen besluiten, dat het uitgebreide zelfstandige wezen oneindig zijn moet, dan doen zij waarlijk niets anders dan indien iemand daaruit, dat hij aan eenen cirkel de eigenschappen van een vierkant heeft toegedicht, besluit, dat een cirkel geen middelpunt heeft, waaruit al de naar den omtrek getrokken lijnen gelijk zijn.°) Want het ligchamelijke zelfstandige wezen, dat niet anders dan oneindig, eenig en ondeelbaar kan gedacht >>


Annotaties:
De doorhaling is een onmiddellijke correctie (Sofortkorrektur), aangebracht tijdens het schrijven. Onderstreping en asterisk bij ‘waaruit al de naar den omtrek… gelijk zijn’. Het is niet duidelijk wat hiervan de bedoeling is geweest: de vertaling is letterlijk en correct. De bijzin loopt stroef, ook in het Latijn; misschien was dat bij herlezing opgevallen.

aantal woorden: 175